DE KRING       Praktijk voor Psychotherapie

Voorbeeld: De Integratieve Kindertherapeut

“De boksbal is de kinderlokker”, zegt Annet. Een groot deel van de sessie heeft zij erover gedaan hem vorm te geven. Nu staan er grote, boze ogen op de bal en hij heeft een hoed op. Tegen de voet van de bal staat een klein beertje dat “de kidnapper” ontvoerd heeft. In een vorige sessie heeft zij dat beertje gekozen als vertegenwoordiger van haar nare gevoel. Het is voor haar het dier dat zich, net als zij, vaak verdrietig en bang voelt, vooral ‘s nachts. Het beertje denkt vaak: straks wil iemand me pakken … Het beertje blijft dan, net als zij, zichzelf wakker houden om niet in haar slaap te worden ontvoerd. Het verdrietige en bange gevoel zitten bij dat beertje in haar hart, net als bij haar. Annet loopt, als tovenaar verkleed, allerlei bezweringen uitsprekend om de bal heen. Ik moet meedoen. Het gaat nog wat giegelig. Ze geeft hem af en toe een tikje met haar toverstaf op zijn “neus”. Dan zegt ze: “pets”, en lacht zenuwachtig. Geleidelijk aan wordt ze serieuzer. Ze wil hem omtoveren in een standbeeld zodat hij nooit meer wat kan doen, dat lijkt haar heel erg. Ik vraag haar of het wel erg genoeg is. Dan bedenken we een heleboel ergere dingen … en nog erger … er komt een boze trek op haar gezicht. Het duurt niet lang of ze trekt bokshandschoenen aan en valt de boksbal aan. Ze geeft hem ervan langs terwijl ze schreeuwt: “Blijf van me af!!! Blijf van me af!!!”       Na enige tijd staat ze moe en voldaan te kijken naar de schade: de ogen zijn lelijk geworden van het slaan, de hoed ging al bij de eerste klap van de bal af. “Hoe voel je je?” vraag ik. “Lekker” zegt ze, “kon niet beter”.

Dan begint het kleine beertje te klagen. Ik zeg met huilerige stem namens het beertje: “Ik voel me verdrietig en zóóó bang! Ik kan er niet van slapen … straks wil iemand me pakken …” Ze kijkt stil naar de knuffel. Ik vraag: “Wat vind je van die kleine beer die zich zo verdrietig en zóóó bang voelt?” “Zielig,” zegt ze. “Wat voel je voor haar?” vraag ik. “Medelijden,” antwoordt ze. “Wat zou je voor haar willen?” vraag ik haar. “Dat ze zich niet meer zo bang voelt en lekker kan slapen en dat ze niet meer verdrietig is”, zegt Annet. “Wat ga je doen om te zorgen dat ze zich       niet meer zo bang voelt en lekker kan slapen en dat ze niet meer verdrietig is?” vraag ik. Ze pakt beertje, houdt haar tegen zich aan en knuffelt haar. Ze troost haar, zegt lieve dingen tegen haar.

Dat is één van de mooie uitgangspunten van de therapie: met het zichzelf geven van troost kan het kind grip krijgen op zijn of haar klacht, die pijn van binnen. Bij troost hoort realiteit: hoe gaan we met deze gegevens verder in het leven.

Citaat uit: ‘De Integratieve Kindertherapeut’, Lonneke Weusten, PIP nr.7, juni (2002)